Er gelden bepaalde vereisten voor merken. De overheid kan besluiten de merkaanvraag op absolute gronden of op relatieve gronden af te wijzen.
De absolute gronden zijn:
- Het merk is onderscheidend: consumenten die de markt waarin jij je producten of diensten aanbiedt kennen, herkennen jouw merk. Een naam die beschrijft wat voor soort producten jij aanbiedt (‘Visrestaurant’ voor een visrestaurant) is beschrijvend en daarom niet onderscheidend genoeg. Een naam of logo dat teveel lijkt op een bestaand merk, is om die reden ook niet onderscheidend. Consumenten weten dan namelijk niet of zij jouw producten of die van jouw concurrent aanschaffen.
- Het merk moet een naam of logo zijn: consumenten moeten het ook kunnen zien als een merk. Wanneer consumenten het alleen zien als een versiering op een verpakking bijvoorbeeld, kan dit geen merk zijn. Daarom moet het merk ook grafisch waarneembaar zijn, wat inhoudt dat het figuren, lijnen en/of letters moet bevatten.
- Overige gronden: zo kunnen merken die een scheldnaam in zich hebben bijvoorbeeld niet geregistreerd worden en geldt er ook een verbod op het gebruik van (nationale) vlaggen en wapens in merken.
Daarnaast kan de merkaanvraag ook op zogenoemde relatieve gronden worden afgewezen. Dit is het geval wanneer een andere merkhouder terecht bezwaar maakt tegen de merkaanvraag, omdat het teveel lijkt op zijn al geregistreerde merk.